Column van Tess: liefde voor de Franse leraar
“Luid lachend sloffen we door de gang, mijn linkerarm door de rechterarm van mijn vriendin gehaakt en mijn knaloranje, minimaal zeshonderd kilo wegende Eastpack-tas op half zeven. De tweede bel zou nu toch ongeveer moeten gaan: de lokalen vullen zich, de hallen raken leger en leger. Toch schrik ik als hij eenmaal klinkt. Hard en streng. Snel een sprintje trekken. Als je iets niet wilt, is het een briefje halen én een S.O. missen die je dan in de projectweek moet inhalen. Niet alleen mijn schooltas weegt zwaar: ook de steen op mijn maag groeit in enkele seconden uit tot een massief rotsblok. Lood in mijn schoenen. Ik schuif achter mijn schoolbank en werp nog gauw een blik op de kaft van mijn agenda. ‘ais – ais – ait – ions – iez – aient’. ‘Bonjour tout le monde, laten we maar meteen beginnen. Tafels uit elkaar alsjeblieft.’ Wit papier voor mijn neus. Een pen. Dan nog een vel, met vragen dit keer. De letters dansen. ‘-Ais, -ais, -ait, -e, -es, -ai, -ais, -a, -ent….’ Er welt een paniek in mij op. Al die rijtjes. Ik haal alles door elkaar. Dan wordt het blaadje zwart, mijn blik troebel, mijn brein pulp. Black-out.”
Waarom moeten we dit leren?
Ik had altijd al een haat-liefdeverhouding met Frans. Ik genoot van de klanken, de woorden, de gezegdes in de taal van Molière. Franse muziek, films en boeken: het liefst verdronk ik mijzelf erin. Ik begreep echter ongeveer 5%. ‘Studeren’ kon ik wel; mij de taal eigen maken niet. Ik leerde de rijtjes binnenstebuiten, maar bij toetsen kwam het toch aan op een beetje ‘aanvoelen’. Zodra ik de klas uitliep, was ik de vijf pagina’s aan vocabulaire-lijsten en uitzonderingen alweer vergeten. Het was ook zoveel. En die woorden, die ging je in een dagelijks gesprek toch nooit gebruiken. Le syndicat d’initiative. Serieus? Daar kwam bij dat ik regelmatig last had van black-outs: interne kortsluitingen, stille paniek die erin resulteerde dat ik niet meer helder kon nadenken. Kortom: het ‘moeten leren’ van school zorgde ervoor dat mijn enthousiasme in Frans behoorlijk getemperd werd.
Hij die van het klaslokaal een Franse bioscoop maakte
Maar godzijdank, daar was hij: de enthousiaste leraar. Hij die bij binnenkomst in de klas de cd-speler aanzette met Franse popmuziek. Hij die van het saaie klaslokaal een bioscoop maakte door de ramen te verduisteren en een film opzette, welke hij tussendoor pauzeerde om ons uit te laten leggen wat er in de afgelopen scène nu eigenlijk gebeurd was. In het Frans, uiteraard. Hij die tijdens een toets af en toe een antwoord souffleerde. Hij die zich in HAVO5 tijdens onze schoolreis naar Parijs opwierp als begeleider van een leger stuiterende hormonen en ’s avonds in klein theater op Rue Rochechouart door de acteurs het podium op getrokken werd om mee te improviseren. Geen van ons had ook maar het flauwste benul waar het over ging, maar allemaal lachten we ons kapot om die gekke docent en bewonderden hem stiekem om zijn onverschrokkenheid. Hij die de klas toesprak als we collectief een potje hadden gemaakt van onze overhoringen. Maar bovenal: hij die mij, ondanks tegenvallende cijfers, wist te overtuigen dat ik geen aanstelster, dombo of slechte leerlinge was. Hij die mijn onvoldoende terug gaf met een ‘volgende keer beter’ en ‘hij telt toch maar half’. Hij die juichte toen ik mijn examen afsloot met een acht. Hij die destijds, zonder dat een van ons het wist, mijn latere liefde voor Franse muziek een voorzet gaf. Het bleek een langzame, maar doeltreffende strike.
Dank je wel, docent
Er zijn er genoeg zoals hij. En er zijn ook zij’en (waaronder de bloggende Lerares Frans). Goddank. Docenten die, ondanks alle tegenwerking, onverschilligheid en soms zelfs agressiviteit van al die in volle ontwikkeling verkerende mensen, hun vak bezield blijven uitoefenen. En dan niet alleen het onderwijzen, maar vooral het motiveren en bewegen. Ik heb misschien maar 5% onthouden van die vijf jaar Franse les. Maar ik ben voor de rest van mijn leven geïnspireerd.
– Tess