In gesprek met Liesbeth List: ‘Ik voelde mij net Alice in Wonderland’
Aanvankelijk wilde ik Liesbeth om haar favoriete chanson vragen in het kader van de rubriek op deze website. Ik had natuurlijk kunnen weten dat ik niet weg zou komen met zo’n beperkte, afgebakende vraag bij iemand wier hart zoveel passie bevat voor het genre. Het werd een gesprek dat ik in zijn geheel graag met jullie wil delen. Een visie op het chanson van toen, nu en ooit.
Foto: Annick Heynderickx
Liesbeth List. Ik zie haar naam nog staan op de vinylhoes. Alles wat bij mijn opa in de platenkast stond, was bijzonder. En mooi. ‘Laat me niet alleen’, zong ze dan. En ‘In dat oud Amsterdam, in de buurt van de haven’, met een kraakheldere stem. Ik wilde daar dan wonen, in dat oud Amsterdam. In mijn tienerjaren vond ik tussen de cd’s van mijn moeder ‘Het beste van Liesbeth List en Ramses Shaffy’. Een welkome afwisseling tussen Red Hot Chili Peppers, Foo Fighters en Avril Lavigne door. Het duurde tot mijn 21e jaar voordat ik ontdekte wie Liesbeth List eigenlijk is. Niet alleen een zangeres op een cover. Niet alleen de stem van een lied.
Na een heftige jeugd (lees haar verhaal hier), bloeit Liesbeth List in de jaren ’60 op tot een van Nederlands meest geroemde en geliefde zangeressen. Ze werkt veelvuldig samen met Ramses Shaffy, zingt onder andere met de grote chansonzangers Charles Aznavour en Gilbert Bécaud en ontpopt zichzelf ook tot televisiepersoonlijkheid en actrice. Anno 2014 is Liesbeth de verpersoonlijking van het Franse én Nederlandse chanson in Nederland. Een voorbeeld voor velen. En zo ook voor mij. Ik tik haar nummer ietwat nerveus in. Ze neemt op, met die stem die ik herken. Dan kom ik met mijn vragen…
Heeft u een favoriete zanger of zangeres?
Nee, die heb ik niet. In mijn tijd, toen ik jouw leeftijd had, waren we allemaal francofiel. Werkelijk alles bij ons thuis was Frans: onze kaas, onze wijn, onze favoriete filmsterren, tekstschrijvers, zangers. Ik had alles van Juliette Gréco, Serge Reggiani, Leo Ferré en Brel. Nee, ik had geen favoriet, ik was idolaat van alles en iedereen. Ik was, en ben, een freak wat het Franse chanson betreft.
Is er ook geen chanson dat u het allerliefste hoort?
Nee, ook niet. Ik vind het allemaal prachtig: van Avec le temps van Ferré en Ces gens-là van Brel tot Chanson de Paul van Reggiani. Het zijn er teveel om op te noemen. Ik heb veel liedjes naar het Nederlands vertaald en opgenomen, waaronder twaalf nummers van Brel. Ik ben een allesvreter. Er is ook zoveel moois geschreven.
Zijn er liedjes die u ondertussen zat bent geworden?
Absoluut niet. Met goede liedjes kun je never ever nooit opeens klaar zijn.
Foto: Carolien Sikkenk
Hoe was het om in het begin van uw carrière opeens al die mensen te ontmoeten die u zo bewonderde?
Ik voelde mij net Alice in Wonderland en zo noemde ik mijzelf ook. Ik kwam in een wereld terecht waarin alles mij zomaar gebeurde, op mijn pad kwam. Mijn regisseur bracht mij in contact met Brel. Mikis Theodorakis kwam na een optreden naar me toe met het voorstel om de Mauthausen Cyclus (een verzameling liedjes over de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog red.) te zingen, ik leerde Juliette Gréco kennen… Ik voelde mij ontzettend bevoorrecht en dankbaar. Nog steeds.
Veranderde het beeld niet dat u van hen had? U kijkt immers ontzettend naar hen op en plots staan die onbereikbare grootheden dan gewoon naast u…
Het waren natuurlijk geen gewone mensen, althans niet voor mij. In mijn ogen waren ze nog altijd erg goed en vooral heel bijzonder. In gesprekken herkenden we elkaar; we bleken allemaal dezelfde levenshouding te hebben. Dat maakte de band juist nog specialer.
U vertaalde veel liedjes van het Frans naar het Nederlands. Stuitte dat weleens op kritiek?
Oh ja, maar dat niet alleen. Men nam het mij ook kwalijk dat ik Pastorale niet alleen met Shaffy, maar ook met Boudewijn de Groot ten gehore bracht. Of dat ik de Mauthausenliederen zong, terwijl er al ‘zoveel over de oorlog was gezegd’. Dat laatste zat me dwars. Ik wendde mij tot Brel, die het gelukkig meteen wegwuifde. ‘Goede liedjes moeten door iedereen gezongen worden’, was zijn statement. En dat is natuurlijk ook zo: die liederen zijn niet voor niets geschreven. Ze moeten gehoord worden. Verschillende interpretaties zullen de muziek dan alleen maar verrijken.
Houdt u zich nu nog bezig met wat er in de hedendaagse Franse muziek gebeurt?
Nee, ik heb het los gelaten. Ik houd nog steeds van alles wat Frankrijk tot Frankrijk maakt, maar ik ben niet meer op de hoogte van de muziek van nu. Ik ben op een gegeven moment overgestapt op het Nederlandse lied en heb de Franse muziek vervolgens uit het oog verloren. Alles is anders, meer veramerikaniseerd. Er zijn nu nieuwe generaties met een eigen cultuur.
Is het traditionele chanson het lied van een oudere generatie?
Ik denk het wel. Wij waren de kinderen van tijdens of net na de oorlog. We waren niets gewend, hadden zelfs geen speelgoed. Na de bevrijding ervoeren wij opeens totale vrijheid; een revolutie van flowerpower. Cafés met zand op de grond; voor het eerst kregen we wijn en sigaretten in onze vingers. We waren vrijgevochten mensen en laafden ons aan alles wat Frans was, omdat zij op een of andere manier op artistiek vlak veel verder waren dan wij. In die periode ontwikkelde zich een generatie met enorm veel schrijvers, schilders en zangers. De neuzen leken allemaal dezelfde kant op te staan. Het was een totaal andere tijd dan nu. De jongeren van nu kunnen zich er vast niets bij voorstellen. Velen weten niet wie Reggiani is en dat is normaal: iedere generatie heeft zijn eigen goden, zijn eigen cultuur.
Met Jacques Brel in 1971. Bron: Wikipedia.
Betekent dat dan ook dat eerdere culturen met de tijd verloren gaan? Wordt het chanson opgeslokt door de huidige populaire muziek?
Ik weet het niet. Schilders als Rembrandt en Van Gogh en schrijvers als Cocteau en Proust zijn ook nog steeds niet vergeten. Maar of het ooit weer zal opleven? Ik betwijfel het. Studenten van verschillende generaties zullen zich ongetwijfeld nog vaak over de geschiedenis buigen en de schatten opgraven. Maar men zal zich niet meer massaal verdiepen in het Franse chanson. Nee, de naoorlogse tijd waarin de Franse muziek zo ongelofelijk populair was, die komt nooit meer terug. Of dat erg is? Dat denk ik niet.
Volgens u wordt het traditionele Franse chanson dus cultureel erfgoed?
Ja, echt vergaan zal het nooit. Die teksten van Brel bijvoorbeeld, Ne Me Quitte Pas, daar zijn we voorlopig nog niet vanaf hoor.
Vanaf oktober toert Liesbeth door het land met haar voorstelling ‘Tandem’, een programma dat zij maakte met hartsvriendin Annemarie Oster. Klik hier voor meer informatie.